Wassily Kandinsky
Wassily Kandinsky (1866-1944) was aanvankelijk als jurist opgeleid en werkzaam in Moskou. In 1896, op dertigjarige leeftijd, gaf hij zijn carrière op en verhuisde hij naar München om kunstenaar te worden. Daar studeerde hij bij Anton Ažbe en Franz von Stuck. Kandinsky was één van de grondleggers van de kunstenaarsgroep de Phalanx en in 1901 werd hij directeur van de Phalanx-Malschule. Een van de leerlingen, Gabriele Münter, werd zijn levensgezellin. Aanvankelijk was Kandinsky erg onder de indruk van Monet en het impressionisme. Later toonde zijn felle, expressieve kleurgebruik de invloed van de fauvisten, met wie hij in 1905 exposeerde op de Salon d’Automne in Parijs. Van 1906 tot 1908 reisden Kandinsky en Münter door Europa, totdat ze neerstreken in het dorpje Murnau, ten zuiden van München. Daar schilderden ze enige tijd samen met Alexej von Jawlensky en Marianne von Werefkin. In de jaren daarna werden Kandinsky’s kleurvlakken steeds autonomer en ontwikkelde zijn werk zich in een snel tempo in de richting van de abstractie.
In 1909 richtte Kandinsky met Jawlensky de ‘Neue Künstlerverein München’ op. Twee jaar later viel de groep uiteen en daarna startten Kandinsky, Jawlensky en Münter samen met Franz Marc en August Macke de kunstenaarsvereniging Der Blaue Reiter. In 1912 publiceerde Kandinsky zijn theorieën over de psychologische effecten van kleuren en klanken op de menselijke ziel. Kandinsky’s werk was inmiddels volledig abstract geworden, met titels als ‘improvisatie’ en ‘compositie’.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde de kunstenaar terug naar Moskou, waar hij na de Revolutie van 1917 een leidende rol speelde in het nieuwe cultuurbeleid. Zijn lesprogramma aan het Instituut voor Artistieke Cultuur (INKhOeK) werd echter als negatief beoordeeld door de Sovjetautoriteiten. In 1922 accepteerde Kandinsky een aanbod van een functie als professor aan het Bauhaus in Weimar. In 1933 vertrok hij naar Parijs en nam de Franse nationaliteit aan. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Neuilly-sur-Seine bij Parijs.
In 1909 richtte Kandinsky met Jawlensky de ‘Neue Künstlerverein München’ op. Twee jaar later viel de groep uiteen en daarna startten Kandinsky, Jawlensky en Münter samen met Franz Marc en August Macke de kunstenaarsvereniging Der Blaue Reiter. In 1912 publiceerde Kandinsky zijn theorieën over de psychologische effecten van kleuren en klanken op de menselijke ziel. Kandinsky’s werk was inmiddels volledig abstract geworden, met titels als ‘improvisatie’ en ‘compositie’.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog keerde de kunstenaar terug naar Moskou, waar hij na de Revolutie van 1917 een leidende rol speelde in het nieuwe cultuurbeleid. Zijn lesprogramma aan het Instituut voor Artistieke Cultuur (INKhOeK) werd echter als negatief beoordeeld door de Sovjetautoriteiten. In 1922 accepteerde Kandinsky een aanbod van een functie als professor aan het Bauhaus in Weimar. In 1933 vertrok hij naar Parijs en nam de Franse nationaliteit aan. De laatste jaren van zijn leven bracht hij door in Neuilly-sur-Seine bij Parijs.